Jaar 2008-2009 Cyclus B

 

 

Bezinning bij / surfen naar:

 

 

Zusters en broeders,

Je hebt het zonet gehoord: enkele farizeeën en schriftgeleerden zijn uit Jeruzalem naar Galilea gekomen om te zien wie die Jezus, over wie zelfs in Jeruzalem iedereen de mond vol heeft, eigenlijk is en waar Hij voor staat. Ze willen ze nagaan of Hij geen dingen vertelt die niet stroken met de officiële leer en met de wet van Mozes. En ja hoor, ze hebben meteen prijs: ze betrappen er sommige van zijn leerlingen op dat ze hun handen niet wassen voor ze eten. Jezus vaart ongemeen hard tegen hen uit: Hij noemt hen huichelaars, en citeert een tekst van Jesaja waarvan de kern luidt: ‘Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is ver van Mij.’ Met andere woorden: het zijn schijnheiligen. Die uitval van Jezus is merkwaardig, want tegen de opmerking van de farizeeën en de schriftgeleerden is weinig in te brengen. Hoe je het ook draait of keert, ze hebben gelijk: je moet je handen wassen voor het eten, zeker in een cultuur waarin iedereen met de handen uit een en dezelfde pot eet. En zo werd er in die tijd inderdaad gegeten. Waarom vliegt Jezus dan zo scherp uit?  

Ik denk dat Hij om te beginnen beledigd is omdat ze Hem niet pakken op de kern van zijn boodschap, maar op iets wat niets met die kern te maken heeft. En verder: ze pakken niet Hém, maar zijn leerlingen aan, en dan nog op een reinigingswet, een puur formele wet dus, die alles met hygiëne en niets met godsdienst te maken heeft. Dat wekt bij Jezus wellicht de indruk dat ze Hem en zijn boodschap niet belangrijk genoeg vinden om er woorden aan vuil te maken. Dus gaat ook Hij niet in op hun verwijt, maar veralgemeent Hij de zaak. Eerst scheldt Hij hen uit, en daarna zegt Hij tegen het volk: ‘Luister allen naar Mij en wil Me verstaan.’ En daarmee bedoelt Hij: ‘want die heren uit Jeuzalem doen het een noch het ander: ze luisteren niet naar wat Ik zeg, dus kunnen ze mijn boodschap ook niet verstaan, maar ze willen me wél aanvallen.’ 

De kern van het verhaal ligt eigenlijk in de eerste lezing. Daarin roept Mozes het volk op Gods wet te onderhouden, want daarin ligt de grootheid van Israël: dat het een wijze, want goddelijke wet heeft. En die wet, dat zijn de tien geboden, en dat is inderdaad een goede wet. Maar in de loop der tijden zijn er niet minder dan 613 niet door God gedicteerde geboden en verboden bijgekomen, en als je die niet nauwgezet navolgt, ben je geen goede jood. Vandaar dat Jezus de schriftgeleerden en de farizeeën verwijt: ‘Gij laat het gebod van God varen, en houdt vast aan overlevering van mensen.’ Want dat is wat er gebeurd is: de goddelijke wet heeft plaats moeten maken voor menselijke wetten. Jezus geeft zelf een voorbeeld, dat spijtig genoeg niet in de evangelielezing werd opgenomen. Een van de tien geboden luidt: ‘Je moet je vader en moeder eren’. Dat houdt onder meer in dat je voor hen moet instaan wanneer ze oud en hulpbehoevend zijn. Maar volgens een van die 613 mensenwetten kun je daaraan ontsnappen door je bezit geheel of gedeeltelijk aan de tempel te schenken. En zo, zegt Jezus, zo stelt mensenwet de wet van God buiten werking, terwijl degenen die hun bezit aan de tempel schenken juist doorgaan als heel vrome joden. ‘Huichelaars!’, verwijt Jezus keihard. 

De letter van de wet of de geest van de wet. Naar buiten braaf en deugdzaam, volop in de lijn van de regels van burgerlijkheid en fatsoen, maar van binnen niet echt wat het moet zijn. Het is iets waar we allen voor moeten oppassen. Natuurlijk moeten we regels en fatsoen respecteren, maar we moeten er wel voor zorgen dat het geen façade wordt waarachter we onze minder fraaie kanten verbergen. ‘Keeping up appearances’ dus, zoals de titel van een van de meest succesrijke reeksen van de VRT luidt, ‘Schone schijn’. De mond vol van goedheid en mildheid, van barmhartigheid, vrede en trouw, maar het hart en het verborgen handelen vol hardheid, gierigheid en onbarmhartigheid. Niet wat in de mens gaat, maakt hem vuil, zegt Jezus terecht. Hij legt dat verder uit, maar ook die uitleg werd niet opgenomen. Het vuil dat je binnenkrijgt als je met vuile handen eet, gaat er langs natuurlijke weg weer uit, maar het vuil dat in je binnenste zit, dat maakt je echt vuil. En dat vuil zijn boze gedachten, ontucht, diefstal, moord, echtbreuk, kortom de hele opsomming op het einde van de evangelielezing. En die opsomming, dat is niets anders dan de negatie van de tien geboden, de goddelijke wet dus. Het zijn de dingen die gebeuren wanneer we die goddelijke wet met de voeten treden of vervangen door mensenwetten.   

Zusters en broeders, zowel wijzelf als onze Kerk moeten ervoor zorgen dat we niet verstrikt raken in mensenwetten en in schone schijn, want anders eren we God met de lippen, en is ons hart ver van Hem verwijderd. En dat kan nooit de bedoeling zijn. Amen.   

Download deze preek in Microsoft Word formaat

 

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha