Jaar 2011-2012 Cyclus B

Bezinning bij / surfen naar:

  • Wijsheid 7, 7-11
  • Marcus 10, 17-30

     

    Zusters en broeders,

     

    De rijke jongeman die niet kan ingaan op Jezus’ vraag om zijn bezittingen te verkopen, de opbrengst aan de armen te geven, en Hem te volgen. De woorden van Jezus dat het voor een kameel gemakkelijker is om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om in het koninkrijk van God te komen: het is een episode uit het evangelie die we zeer goed kennen. En wellicht vragen we ons automatisch af: Waar staan wij in dit verhaal en in deze woorden?

    Vooreerst de jongeman: vallen ook wij voor Jezus op de knieën met de vraag wat we moeten doen om het eeuwig leven te verwerven? Kunnen ook wij zonder aarzelen zeggen dat we al van in onze jeugd Gods geboden nauwgezet onderhouden? En zouden wij kunnen doen wat Jezus aan die man vraagt? Dus alles verkopen, het aan de armen geven en Hem volgen?

    Eerlijk gezegd, ik denk dat de meesten onder ons te zeer gebonden zijn aan ons leven om het zomaar vaarwel te kunnen zeggen. En onder ‘leven’ versta ik het geheel van ons leven, dus ons gezin, ons werk, ons huis en onze thuis, onze omgeving, onze vrienden en kennissen, onze manier van leven. Nee, ik denk niet dat we dat zomaar zouden kunnen achterlaten. Vraagt Jezus dan iets onmogelijks aan die jongeman? Zeker niet. Duizenden, wellicht miljoenen mensen hebben in de loop der tijden letterlijk alles achtergelaten om Hem te volgen. Zijn apostelen waren de eersten om dat te doen, en in hun spoor volgden ontelbaar veel mannen en vrouwen. Ze werden priester, zuster, kloosterling, missionaris, ontwikkelingshelper, noem maar op, en in zijn naam stelden ze hun leven ten dienste van anderen. Om Hem te verkondigen, om zijn woorden en daden tot leven te brengen. Dat was vroeger zo, en dat is vandaag niet anders: ook nu zijn er mensen die breken met het leven dat ze leiden, om Gods teken van liefde te zijn voor hun medemensen.

    Zijn wij, die dat niet doen, dan geen goede christenen? En is het voor ons inderdaad moeilijker om in het koninkrijk van God te komen dan voor een kameel om door het oog van een naald te gaan? Want wij Vlamingen, wij zijn rijk. We horen zelfs tot de top tien van de rijkste regio’s in Europa. Maken we, in een wereld waarin meer dan een miljard mensen dagelijks honger lijdt, geen kans op Gods koninkrijk?

    Voor het antwoord op die vraag mogen we vooral niet vergeten dat we het koninkrijk van God niet moeten zoeken in het hiernamaals, maar in het hiernumaals. Het is op deze aarde, in deze wereld en in dit leven dat we Gods rijk van liefde, vrede en rechtvaardigheid moeten helpen tot stand brengen. Gezien in dit licht wordt de uitspraak van Jezus meteen veel begrijpelijker. Wie alleen leeft voor geld en goed, leeft alleen voor zichzelf, en heeft geen oog en ook geen tijd voor liefde, vrede en rechtvaardigheid, nu niet en later niet. Wie op die manier rijk is, zal inderdaad het koninkrijk van God niet binnengaan, alleen al omdat hij er niet naar op zoek is. Hij is immers alleen op zoek naar zichzelf en naar nog meer bezit.

    We hebben gehoord dat de apostelen verbijsterd waren over de woorden van Jezus, en ze vroegen vertwijfeld: ‘Wie kan dan nog gered worden?’ Ze begrepen dat binnengaan in het rijk van God onthechting vraagt, en dat is moeilijk. Net als wij waren ook zij gehecht aan bezit, zochten ook zij zekerheid, wilden ook zij loon naar werken. Vandaar de vraag van Petrus: ‘Alles hebben wij achtergelaten, maar wat staat daar tegenover?’ Waarop Jezus antwoordt dat dit ruimschoots vergoed wordt door de geborgenheid die ze binnen zijn grote familie zullen terugvinden. En die familie, dat zijn zijn volgelingen, dat zijn de christenen, dat zijn wij. In de eerste lezing lijkt koning Salomo die nieuwe rijkdom al gevonden te hebben. Hij heeft gebeden om wijsheid, en hij heeft ze gekregen. Hij acht die wijsheid hoger dan al de rest. En die rest, zijn bezit en zijn welvaart, die heeft hij er als toemaatje bij gekregen.

    Zusters en broeders, ook wij vragen ons wellicht af wie gered kan worden. Waarop Jezus antwoordt: ‘Dat ligt niet in de macht van de mensen, maar wel in die van God, want voor God is alles mogelijk.’ We moeten onszelf dus niet willen redden. ‘Laat dat maar aan God over,’ zegt Jezus, ‘voor Hem is alles mogelijk.’ Zelfs dat een kameel door het oog van een naald gaat, en dat een rijke het koninkrijk van God binnengaat. Als die rijke tenminste de wijsheid heeft om te beseffen dat zijn rijkdom nooit een doel kan zijn, alleen maar een middel om voor zichzelf én voor anderen een waardig leven te waarborgen. Als hij dus wil delen. Amen.

     

    Download deze preek in Microsoft Word formaat

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha