Jaar 2015-2016 Cyclus C

 

‘Op de eerste dag van de week kwam Maria Magdalena vroeg in de morgen ˗ het was nog donker ˗ bij het graf en zag dat de steen van het graf was weggerold.’

Zusters en broeders, het donker waarvan sprake gaat niet over het donker van de vroege morgen, maar over het donker in het hart van Maria Magdalena. Het donker van haar troosteloos verdriet en haar radeloze wanhoop. Maanden voordien had Jezus haar van haar duivelse bezetenheid genezen, en zo had Hij haar het leven teruggegeven. Als leerling was ze Hem gevolgd. Hij was haar hoop op echt en waardevol leven, en nu Hij vermoord is, rest haar alleen de duisternis van haar wanhoop. Die wordt nog donkerder wanneer ze merkt dat de steen van het graf is weggerold. Jezus is dus niet alleen vermoord, ook zijn lichaam, dat ze eerbiedig wilde balsemen, is verdwenen.

Troosteloos verdriet, wanhoop, radeloosheid: wellicht weten we waar het over gaat. Of we nog heel jong zijn, volwassen of oud: ieder van ons heeft wellicht al dingen meegemaakt waardoor alle hoop verdwijnt. Het overlijden van een geliefde, een vader, een moeder, een broer, een zus, een partner, een vriend. Een diepe mislukking in wat we doen of ondernemen. Een breuk in een relatie. Een vreselijke tegenslag in onze studies, in onze vriendschap. Wat het ook is, het schept verdriet en troosteloosheid, en het lijkt te leiden naar een toekomst zonder hoop. Dezelfde gevoelens als Maria Magdalena. Dezelfde wanhoop, hetzelfde verdriet. We kunnen ons echt één voelen met haar.

Net zoals we ons één kunnen voelen met Petrus en Johannes. Zij gaan binnen in het graf en zien dat Jezus verdwenen is, en de zwachtels waarmee hij bedekt was, liggen er netjes opgerold. ‘Zij hadden nog niet begrepen hetgeen er geschreven stond, dat Hij namelijk uit de doden moest opstaan.’ Zo drukt de evangelist hun onbegrip uit. En ‘ze gingen terug naar huis,’ voegt hij eraan toe.

Onzekerheid, niet weten, niet begrijpen: ook die gevoelens zijn van alle tijden en van alle levens, ook dat van ons. Onzekerheid over wat we ondernemen, over ons doen en denken, over onze omgang met familie, vrienden, kennissen, medemensen. Misschien ook onzekerheid in ons geloof, zoals de apostelen, die niet begrepen dat Jezus uit de dood was opgestaan.

Dat is wat we vandaag vieren: dat Jezus uit de dood is opgestaan. Het is de kern van ons geloof. We bidden het in elke viering: ‘Heer Jezus, we verkondigen uw dood, en we belijden tot Gij wederkeert dat Gij verrezen zijt’ bidden we. Niet meer de troosteloze droefheid van Maria Magdalena en de onzekerheid en het niet begrijpen van de apostelen, maar de grenzeloze vreugde van Maria wanneer ze Jezus weer ontmoet, en het even grenzeloos geloof van de apostelen wanneer Jezus ook aan hen verschijnt. ‘Niet aan het hele volk, maar aan getuigen die door God tevoren waren uitgekozen’, zegt Petrus daarover in de eerste lezing.

Wij ontmoeten de verrezen Jezus niet in levenden lijve, zoals Maria Magdalena, de apostelen en enkele andere getuigen, maar we ontmoeten Hem in zijn woorden en daden. Hij vraagt ons dat we naar Hem zouden luisteren en met Hem zouden meegaan op zijn weg van liefde, vrede en gerechtigheid. We ontmoeten Hem ook in de ontelbaar veel getuigen door de eeuwen heen, mensen die ons op zijn weg zijn voorgegaan, heiligen die leefden zoals Hij. En vandaag ontmoeten we Hem in de honderdduizenden christenen die gediscrimineerd, vervolgd, gemarteld en dikwijls vermoord worden, niet alleen in zowat alle moslimlanden, maar ook in Indië, China en in nog zoveel andere landen. Maar hun geloof is sterker dan elke vervolging, elke marteling, elke moord. En ons geloof? Zijn ook wij getuigen, of zijn we lauwe zielen met een lauw geloof en lauwe inzet?

Zusters en broeders, moge de verrezen Heer zich op dit Hoogfeest over ons buigen, zodat ook wij zijn diepgelovige getuigen zouden zijn in heel ons doen en denken. Amen.

 

Download dit document in Word-formaat

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha