Jaar 2007-2008 Cyclus A

 

Bezinning bij / surfen naar:

 

Zusters en broeders,

In de eerste lezing hoorden we Jeremia, en als je die naam hoort, dan weet je het wel: dat wordt een stukje klagen en reclameren. Dus denk ik soms: Jeremia en wij, dat gaat goed samen. Want klagen, dat kunnen wij ook. Met of zonder reden, maar klagen doen we. Over het weer, de dure olie, de politiek, onze man of vrouw, onze kinderen, onze buren, ons werk. Er is maar één iemand over wie we nooit klagen, en dat is ons eigen ik. Ook al aan gedacht dat we dat nooit doen, klagen over onszelf? Onszelf beklagen, dat wel, dat kan zelfs niet op. Zoals Jeremia dus. Iedereen lacht hem uit, iedereen wil zijn vel, iedereen wil zich op hem wreken. Maar overdrijft hij niet een beetje veel? 

Het moet gezegd, Jeremia had alles om vijanden te maken. Hij ging tegen iedereen tekeer: tegen de koning die hij machtsmisbruik verweet, tegen de edelen die het volk uitbuitten, tegen de priesters die niet zuiver in de leer waren, tegen de afgodenverering, tegen alles wat niet zuiver op de graad was. Het gevolg was dat hij bespot en gehaat werd, met de dood bedreigd, gevangen gezet en gemarteld. De tempel mocht hij niet meer in, en de rollen met daarop zijn uitspraken werden op bevel van de koning verbrand. Dus vervloekt hij soms de dag van zijn geboorte, en is hij kwaad op God omdat Hij hem als profeet heeft gekozen. Maar altijd ook komt de ommekeer. ‘De Heer is bij mij als een machtige strijder’, klinkt het vandaag in de lezing. Uiteindelijk overwint dus zijn vertrouwen op God, en dat is door niets of niemand kapot te krijgen. Hij zal het dus nooit opgeven om het woord van de Heer te verkondigen. Om die reden zien velen sterke gelijkenissen tussen hem en Jezus, maar ik zou toch op enkele diepgaande verschillen willen wijzen. Anders dan Jeremia vervloekt Jezus nooit zijn geboorte noch zijn roeping als profeet. En Hij twijfelt maar één keer, namelijk op het kruis. Daar klinkt het wanhopig: ‘Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?’ Maar onmiddellijk daarna overwinnen geloof en vertrouwen. ‘In uw handen beveel Ik mijn geest’, zegt Hij. Wat Jeremia echter vooral van Jezus verwijdert, is zijn herhaalde bede dat God zich op zijn vijanden zou wreken. ‘Heer van de hemelse machten, laat mij zien hoe Gij U op hen wreekt’, vraagt hij vandaag. Dat doet Jezus nooit, want Hij is alleen maar liefde. Dus bidt Hij op zijn kruis; ‘Heer, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen.’

Maar het kan niet ontkend worden: Jeremia spreekt ons aan omdat hij zo menselijk is. Omdat hij weet wat het is bang te zijn, omdat hij zijn wanhoop durft uitschreeuwen, omdat hij zijn zending wil opgeven, omdat hij in opstand komt tegen God, omdat Hij wil dat God zijn vijanden straft. Het klinkt ons allemaal zo bekend in de oren. Angst, wanhoop, iets opgeven, opstand, straf voor anderen … het is ons allemaal niet vreemd. Angst voor het onbekende, voor de toekomst, voor ziekte en dood. Opstand omdat ongeluk ons treft. ‘Waarom ik, en niet een ander?, verwijten we God. ‘Waarom moet mij dat overkomen? Waaraan heb ik dat verdiend?’ En soms wordt daar nog een zware bedreiging aan toegevoegd. Meer dan eens heb ik mensen horen zeggen: ‘Als dat gebeurt, als mij dat overkomt, dan …’, en wat dan volgt, durf ik zelfs niet zeggen, want ik wil niemand op gedachten brengen. En net als Jeremia eisen ook wij dat God het voor ons opneemt, Hij moet zich in onze naam wreken op mensen die ons iets aangedraaid hebben. 

Hoe anders, hoe verfrissend, hoe hoopgevend klinkt Jezus. ‘Wees niet bang’, herhaalt Hij drie keer. ‘Wees niet bang voor de mensen, wees niet bang voor hen die u in dit leven kunnen treffen, wees niet bang voor wat zou kunnen gebeuren. Wees niet bang, want ge leeft in Gods hand.’ En Hij voegt eraan toe: ‘Buiten de wil van uw Vader zal niet één mus op de grond vallen, en gij zijt toch meer waard dan een zwerm mussen!’ 

Zusters en broeders, wees niet bang, want God draagt ons elke seconde van ons leven. In wat voor pijn en in welk verdriet we ook leven, hoe groot ook het ongeluk dat ons bedreigt, hoe diep ook de ellende waarin we ons bevinden: God is aan onze zij. In Hem en met Hem en door Hem mag Jezus zeggen: ‘Kom naar Mij, gij die vermoeid zijt en onder lasten gebukt gaat, en Ik zal u rust geven.’ Nee, Hij zal de pijn niet doen verdwijnen, Hij zal de ziekte niet genezen en Hij zal geen mirakel verrichten, want dan zou ons leven een aaneenschakeling van onmogelijke wensen en verlangens worden. Maar hoe dieper ons vertrouwen in Hem, hoe lichter de last en hoe opbeurender de rust. Omdat Hij ons nabij is. Je kent wellicht dat verhaal waarin een man op zijn leven terugblikt. Hij loopt langs het strand en de Heer loopt met hem mee. En zo ontstaat in het zand een dubbel spoor van voetstappen, zij aan zij. Maar wanneer de man achterom kijkt, ziet hij op een zekere plaats maar één paar voetstappen, en wel precies op het moeilijkste moment in zijn leven. Verwonderd vraagt hij : ‘God, juist toen het zo moeilijk was, juist toen ik zo wanhopig was, toen ging Gij niet met mij mee? Hoe kan dat nu?’ En God antwoordt glimlachend: ‘Mijn lieve kind, dat ene voetspoor dat je daar ziet, dat zijn mijn voetstappen, want zie je, toen je het zo moeilijk had, heb Ik je gedragen.’ 

Zusters en broeders, toen heeft Hij ons gedragen, en zo zal Hij ons blijven dragen. Amen. 

Download deze preek in Microsoft Word formaat

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha