Jaar 2015-2016 Cyclus C

 

‘Wil je voor mij bidden, niet een beetje, maar heel veel. En ook een kaarsje branden bij het Onze-Lieve-Vrouwbeeldje op je kast, want ik zit in de problemen.’

Zusters en broeders, misschien heb je het ook al meegemaakt: iemand die niet of niet meer gelovig is, vraagt je om voor hem of haar te bidden, want het is meer dan nodig. Hij of zij zit in de problemen, en rekent erop dat jouw gebed dat zal oplossen. Iets gelijkaardigs vind je in veel kerken. Bij de meeste vieringen is er nauwelijks volk, maar aan het beeld van Onze Lieve Vrouw, de heilige Rita of een andere populaire heilige branden er tientallen kaarsen. Geen kleine kaarsjes van een paar uur, maar grote kaarsen die meer dan een week lang dag en nacht branden. Meestal is dat niet om Maria of de heilige te eren, maar om hun hulp af te smeken. ‘Moeder Maria, heilige Rita, sta hen bij in al hun nood’, lijken de kaarsvlammetjes te bidden.

Bidden om hulp en om bijstand als de nood dringt. Nood die leidt tot gebed, maar nood kan ook tot wanhoop en tot pessimisme leiden, en tot wrok en zelfs agressie. Want mensen kunnen zozeer uit zijn op wat ze willen krijgen of juist niet willen krijgen, dat ze misschien hun redelijkheid verliezen.

In de parabel die Jezus vandaag vertelt is de weduwe niet verbitterd en ook niet agressief, maar ze geeft het niet op. Ze heeft geen schijn van kans, want de man op wie ze beroep doet bekommert zich om God noch gebod. Wat zou hij zich dan bekommeren om een machteloze weduwe. Wat zou hij dan naar haar luisteren. En toch luistert hij, niet omdat hij zich wél om haar bekommert, maar omdat hij af wil zijn van haar gezaag.

Zijn wij zoals de weduwe? Geven ook wij niet op te bidden? En waarom bidden wij? Bidden we alleen wanneer we in nood zijn, wanneer we geen hoop meer hebben, wanneer we iets willen verkrijgen? Of bidden wij ook om God te danken, om Hem te eren, om zijn lof te zeggen? Hebben we daar ooit aan gedacht: God danken om wat we hebben en om wat we zijn? Of vinden we het heel normaal dat alles goed gaat, en denken we alleen aan God wanneer we in nood zijn? En is ons bidden dan iets vragen aan God, of is het druk uitoefenen op Hem? Zo van ‘God, ik moet dat krijgen, dat moet Gij voor mij doen, of ik bid niet meer en ik ga niet meer naar de mis.’ Zoiets, alsof God een gebedautomaat is: je steekt er een gebedje in en je krijgt wat je vraagt.

Maar God is geen gebedautomaat. Wel is Hij altijd aanwezig, Hij luistert en Hij verschaft recht. Dat is wat Jezus zegt: God luistert en verschaft recht. Naar menselijke normen is dat zeer veel, want in luisteren en recht verschaffen zijn we heel dikwijls helemaal niet goed. We zijn immers zozeer met onszelf, met onze eigen belangen en onze eigen dingen bezig dat we niet meer kunnen of willen luisteren naar de problemen en de rechten van anderen.

Jezus eindigt zijn parabel met een heel merkwaardige vraag: ‘Zal de Mensenzoon bij zijn komst geloof op aarde vinden?’ Want geloof is verbonden met bidden: hoe kan je geloven als je niet bidt? vraagt Jezus. En hoe kan God onder de mensen aanwezig zijn als er geen geloof aanwezig is?

Zusters en broeders, de kracht van het gebed, daarover gaan de lezingen van vandaag. Laten we van bidden een houvast maken, en een zekerheid dat God onder ons aanwezig is. Amen. 

Download dit document in Word-formaat

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha